De qual amor estou falando aqui? TODOS!!!!!

E na trilogia de final de ano: correria, esperança e amor, hoje vou falar de amor! Amor que é tudo que mais queremos no mundo mas pouco enxergamos que já temos. Já reparou que nessa época do ano…

Smartphone

独家优惠奖金 100% 高达 1 BTC + 180 免费旋转




Computers jatten op de UvA

Op Roeterseiland zijn er computers die na twintig minuten vrij komen voor een andere student. Een timer loopt op verschillende computers af op zoek naar een nieuwe gebruiker. Na twintig minuten is een gierige klootzak zoals ik in staat om jouw scriptiewerk van de ochtend teniet te doen. En dat deed ik.

Ik geef het toe. Ik heb een computer van de UvA gejat. Althans, ik heb een computer gejat van een medestudent. Het was geen daad om trots op te zijn. Sterker, het is geen daad om trots op te zijn.

Tegen het einde van de ochtend loop ik rond in het H gebouw op Roeterseiland, opzoek naar een computer. Maar de computerlokalen worden gebruikt voor practica. Begrijpelijk. Op de derde verdieping zijn alle computers bezet. Had ik maar eerder moeten komen. Op een aantal van de computers loopt een timer af, een aantal timers zijn afgelopen. Er zijn geen computers vrij. Volgende keer toch mijn interviews ’s middags plannen, in plaats van ’s ochtends. Weer wat geleerd.

Ik loop terug naar het trappenhuis en probeer de pilot uit voor het reserveren van een computer. Nul computers beschikbaar. Moet ik dit zien als een succesvolle pilot? Of juist niet? Ik heb geen idee.

Ik vermaak mij een tijdje met mijn smartphone om na een kwartier nog een rondje te lopen opzoek naar een computer. Een meisje is net gaan zitten en logt in. Jammer. Nog steeds practica, aflopende timers en verstreken timers. Er zijn geen computers vrij.

Maar hoe zit dat met die verstreken timers? Ik lees achter een computer met een verstreken timer dat je naar de balie kan lopen als jij niet degene bent die ingelogd is. Ik loop naar de balie op de eerste verdieping en vraag aan een medewerker hoe dat zit met die verstreken timers. Na twintig minuten is de computer vrij voor andere studenten, krijg ik te horen. Ik betwijfel zeer of dit een goede regel is. De medewerker legt uit dat zij de spullen meenemen en dat ik er dan mag gaan zitten. Ik had laatst nog 42 seconden toen ik terug kwam van mijn pauze. Iets later en mijn spullen hadden weg kunnen zijn.

“Het geeft mij een heel dubbel gevoel,” zeg ik, “wat ik nu ga doen.” De medewerker pakt een boodschappenmandje en loopt met mij mee om spullen van een student in te gaan laden. Waarschijnlijk een pauzerende student. Ik merk dat ik er al spijt van heb. We lopen een half rondje om de computers voordat ik bij de computer kom die timerloos is. De medewerker begint de spullen weg te halen zodat ik de computer kan jatten. Ongelofelijk. Waar ben ik mee bezig? De koptelefoon, de jas, de notities en het waterflesje gaan allemaal mee in het boodschappenmandje. Een meisje naast ons attendeert ons op de USB stick die nog in de computer zit. De stick haal ik er zelf als laatste uit. Wat voelt dit fout. En waarom doe ik dit?

De medewerker reboot de computer en zegt tegen mij dat de student die hier werkte zijn of haar spullen kan ophalen bij de balie. Ik ga achter mijn gestolen computer zitten, log in, en pak mijn spullen uit. Ik stop mijn USB stick, mijn koptelefoon en de oplader van mijn telefoon in de computer. Het inloggen duurt even. Vanaf mijn USB stick open ik een aantal documenten. Een meisje tikt mij op mijn schouder. Ik doe mijn koptelefoon af. “Waar zijn mijn spullen?” “Bij de balie,” zeg ik. “Dit meen je niet,” is haar reactie.

Dit meen ik wel. Ik stel voor dat we naar het trappenhuis lopen om ons probleem te bespreken. Dat wil ze niet. Ze wil haar computer terug. Ik begrijp dat wel. En de studenten die net nog geconcentreerd aan het studeren waren ook.

Maar de computer is nu van mij. Ik heb hem mijzelf toegeëigend.

“Ik heb net de hele ochtend aan mijn scriptie gewerkt, en ging even pauzeren”

En nu dit, ja. Zelfstudieruimtes en computers zijn nog steeds een schaars goed. En stilte op de derde verdieping op dit moment ook. Ik krijg het warm. Ze kan niet geloven dat ik haar dit flik.

Ze heeft het niet opgeslagen. Ze denkt dat ze alles kwijt is. Ik heb zonet iemands ochtend verpest.

Ze trekt mijn USB stick, koptelefoon en oplader eruit. “Serieus?” zeg ik, meer verward constaterend dan vragend. Ik sta op en stel voor dat we naar de balie lopen om het te bespreken. Ik vind het niet aardig wat ze doet.

Zij vindt het ook niet aardig wat ik heb gedaan. Heel begrijpelijk. Een vriend van haar komt erbij. Twee-tegen-één. Mijn benen worden wiebelig. Hij vindt het ook niet eerlijk van mij. Ze waren gewoon even aan het pauzeren. Mijn wangen beginnen te gloeien. Zij begint over sociale regels.

Ik denk terug aan de regels van dr. Ernst Mulder tijdens wetenschapsfilosofie. Een eigenschap van regels is dat ze alleen gehandhaafd worden als een groep die groot genoeg is, zich aan de regel houdt, en dat de grote groep er voor zorgt dat de rest zich conformeert aan de regel. Mijn steun voor de 20-minuten-en-je-mag-de-pc-jatten regel neemt nog verder af, voor zo ver dat mogelijk was.

Ik wijs haar op haar verantwoordelijkheid om haar werk op te slaan voordat ze gaat pauzeren en om op tijd terug te komen. Ze zit in de stoel en gaat inloggen. Ze was misschien 21 minuten weg. Het is toch zeker haar werkplek. Ze vindt me denk ik een ongelofelijk klootzak. Ik mijzelf zeker.

Ik kijk om me heen. De rest van de derde verdieping luistert en kijkt aandachtig mee. Geen twee-tegen-één. Eerder één tegen de derde verdieping. Ik krijg het nog warmer, voel m’n wangen gloeien en sta wankel op mijn benen. Mijn stressreactie is voor iedereen te zien. Wat hielt Cersei dat lang vol in haar walk of shame.

Ze is ingelogd, bang dat ze haar scriptie gedeeltelijk kwijt is. Ik zeg dat de Word automatisch tijdelijke bestanden opslaat in je eigen map. Ze begint te zoeken in haar bestanden. Ik kijk mee met haar zoektocht. Ze zoekt in de map $RECYCLE.BIN. “Het staat waarschijnlijk bij je studentennummer.”

Ze opent een bestand. Ze moet in een lijst selecteren waarmee ze het bestand opent. Is dit haar stress reactie? Paniekerig bestanden openen?

Ik zie autosave bestanden. Ze opent er verschillende. Ze scrolt er snel doorheen, “dit is de goede volgens mij.” Ze heeft haar scriptie nog. En ik voel me nog steeds een klootzak. Ik begin over die twintig minuten, en dat het misschien beter dertig minuten kan worden. Ze vindt dat ik mijn spullen moet meenemen. Ik stel nogmaals voor dat we naar de balie gaan om het te bespreken. Dit zijn nou eenmaal de regels van de UvA. Ik vind ze ook niet fijn. We kunnen feedback geven. En bij de balie liggen ook haar spullen. In een boodschappenmandje.

Ze is niet van plan om weer op te staan. Het is tenslotte haar werkplek. Daar zit ze al sinds tien uur, speciaal bij de muur. Ik blijf een tijdje bij haar staan, maar het is duidelijk. Ze wil niet mee. Ik loop alleen naar de balie.

“Ik was hier net en,” begin ik.

Terwijl ik zoek naar woorden valt er een stilte valt van een seconde of drie, vier.
Een stilte.
Het moment zelf voelt eindeloos. Ik zie mijzelf daar staan, terwijl twee medewerkers mij aankijken en wachten op het volgende geluid dat uit mij komt. Jezus, wat is het moeilijk om het juiste woord te vinden om dit verhaal voort te zetten.

“Het-de,” stamel ik. Het lijkt wel alsof ik mijzelf zie praten. Ik denk na over mijn getranscribeerde interviews terwijl ik iets probeer te zeggen. Die interviewtranscripten zien er net zo uit. Deelnemers die opzoek zijn naar de juiste woorden.

“De student die — Ze is terug,” vervolg ik. Stress doet iets met je denkvermogen.

“En ze is,” begin ik weer.

Ik pauzeer en zoek nogmaals naar de goede woorden. “Laat ik het zo zeggen. Ze is niet tevreden over de situatie.”

Dezelfde medewerker als eerder zegt dat studenten al een jaar weten dat je computer na twintig minuten beschikbaar wordt voor anderen. De medewerker staat op en gaat mee. Ik vraag twijfelend of ik mee zal lopen, terwijl hij al door de glazen klapdeur verdwijnt. Loopt hij nou zo snel of loop ik zo ver achter hem? Ik versnel en neem met twee treden tegelijk de trap.

Terwijl we in de buurt komen van de plek, vraagt de medewerker welke plek het ook al weer was. Een paar stoelen van haar verwijderd wijs ik haar zo onopvallend mogelijk aan. De medewerker ziet het niet. Ik wijs duidelijker. De mederwerker spreekt haar aan. Hij legt aan haar uit hoe het zit, met die twintig minuten, het meenemen van spullen, het opslaan van documenten en het rebooten van de pc. Ik sta ernaast.

Ik voel me net een klein kind die klikt bij de meester.

Zij begint weer over de 21 minuten die ze gepauzeerd heeft, de sociale regels, en dat ik mij daar niet aan houd, en dat ze speciaal deze plek bij de muur had gekozen. De medewerker stelt voor dat ik een andere computer jat. Hij wijst er één aan. Geen timer, wel ingelogd. Ik denk bij mezelf, “dat kan je niet menen.” De medewerker vertelt dat het “9 van de 10 keer, nee, 99 van de 100 keer” geen probleem is.

Dat heb ik gemerkt, ja.

Het proces waarmee mensen afwijken van hun morele kompas gaat heel geleidelijk. Stap voor stap.

Heb ik net een stap gezet?

Maar ik wil toch een computer. En wat heb ik te verliezen. Iedereen vindt mij toch al een klootzak. “Is goed,” zeg ik hardop, “ik ga de confrontatie wel weer aan als de volgende student terugkomt.” Ik meen het. Ik heb mijzelf ingedekt. Mijn omgeving weet het nu ook. We zijn allemaal voorbereid op wat er komen gaat. En een kans van 1 op 100 dat ik weer een confrontatie aan moet gaan is best goed.

Ik zit weer achter een gejatte computer, en voel me ellendig. Aan een andere tafel, een paar stoelen verderop, zit het meisje wiens computer ik had gejat. Zij zit weer te werken aan haar scriptie, neem ik aan. Ik durf niet meer om te kijken. In mijn hoofd maak ik mij klaar voor de volgende confrontatie. Mijn USB, koptelefoon en oplader van de telefoon steek ik weer in de computer. Ik begin te werken in een document. Maar het lukt niet. Mijn wangen kunnen een terras verwarmen in de winter.

Na een kwartier stapt iemand in mijn gezichtsveld. Ik kijk op, maak oogcontact met haar aan en zet een gedeelte van mijn koptelefoon af. Ze spreekt me aan. “Hey, waar liggen mij spullen?”

“Bij de balie,” zeg ik. Ze kijkt me aan en vraagt, “Waar?”

“Bij de balie, beneden,” herhaal ik mijzelf.

“Op de eerste?” Ze lijkt ook niet blij met de situatie.

“Ja.”

“Heb jij voorzichtig wat met mijn spullen gedaan,” vraagt ze. Dit kan ik niet goed hebben verstaan. Stress, waarschijnlijk.

“Nee, een medewerker heeft het meegenomen”, zeg ik, niet wetend of ik antwoord geef op haar vraag.

“Oké.” En ze loopt weg.

Verwonderd blijf ik achter. Zo kan het dus ook.

Terwijl ik daar blijf zitten denk ik aan het eerste meisje. Isaac Asimov beschreef in zijn Foundation op fascinerende wijze dat het gedrag van heel grote groepen mensen te voorspellen is via de fictieve wetenschap psychohistory. Een sluitende theorie voor heel grote groepen, maar niet voor individuen vanwege hun mogelijkheid om onvoorspelbare gedrag te vertonen. Ik denk aan Zinedine Zidane, en mijn eerste stap richting amoreel gedrag. En ik denk aan het tweede meisje.

Ik voel me nog urenlang een klootzak. Een klootzak die zich niet kan concentreren op zijn scriptie. Een scriptie over de manier waarop leerervaringen de leeridentiteit vormen. En de manier waarop deze identiteit sturend is in het gedrag in toekomstige leersituaties. Ik denk na over mijn leerervaringen vandaag, en hoe die mijn leeridentiteit beïnvloeden. En ik denk aan alternatieven om het probleem van computers die niet gebruikt worden beter op te lossen. Bijvoorbeeld medewerkers die kunnen zien welke computers het langst niet gebruikt zijn. Of een timer van 30 minuten.

Ik weet niet of ik ooit nog een computer durf te jatten. Dat is iets voor een toekomstige leersituatie.

Add a comment

Related posts:

UCLA composition professor explores the life of Jesus Christ in his latest oratorio

When Grammy-award winning composer Richard Danielpour joined the composition faculty in the UCLA Herb Alpert School of Music in September 2017, he was making final revisions on his latest work, “The…

In Pursuit of Sun

The dried grass scratched my palms as I kept crawling further. The sun peeked out from the clouds, warming my back. The waves crushed steadily on the rocks beneath the cliff. I made the last move and…

Do we really need a Chief Happiness Officer in our company today?

He smiles because a working contract tells him to. Must be fun and entertain himself and the rest of the crew. He rejoices because he knows that every flicker of contentment makes company’s profits…